Bron: Tilburgsche Courant
9-5-1889
In afwijking met vroeger toen de invordering van marktrechten verpacht werd, wordt met ingang van 1 januari 1890 te Tilburg voortaan door de Gemeente zelf de staangelden geind. Het marktgeld bedraagd: voor een kar al dan niet bespannen met een paard, os, ezel of muilezel 7,5 ct. voor een handwagen, hondekar, kruiwagen of scharenslieperswagen 6ct. voor een zak, mand of korf 2,5ct. voor een stalletje in de overdekte boter en vleesmarkt 60ct. voor een plaats op de vismarkt ter lengte van 1.35 meter 15ct. voor de Kermisdagen: voor speeltenten, draaimolens, wafel-, poffertjes-, gebak-galanteriekramen per centiare 15ct. boven 10 centiaren 20 ct. voor niet overdekte kramen of manden kruiwagens etc. 12,5 cent. buiten kermis- of marktdagen per centiare 12,5 cent. Te beginnen met dinsdag as. wordt de groentenmarkt gehouden in de overdektemarkt.
22-8-1889
Dank zij de goede zorgen van de marktmeester, die dit jaar meer op kwaliteit dan op kwantiteit heeft gelet bij het samenstellen van de kermisatracties, hetgeen te zien is in het volgende lijstje: scheepjesmolen van Piet Panhuijssen, drie mallemolens van C. Vinken, Wed. Viscer en H. Hanrat; de Turkse schotel van Dahmen; het groot cagliostro theater (theater Alber) van Albert Mullens; een marionetten-theater van L. Bosman; het Theatre des Varietes van wed. de Bakker; een honden en apen theater van Delafioure; panorama van Dobbelaere; voorts zal A.J.B’s een kleine man en dito vrouw vertonen; een messentent; werp-oefening; enige photografie- kramen; de wafelkraam van van der Zee; een groot aantal gebak- en galanteriekramen; een schiettent; etc.